Handgreep 1: Een op het kompas ingestelde richting uitzetten in het terrein
Deze greep gebruik je als je gaat lopen op een koers die je net hebt gekregen maar eerst even kijken welke ‘onderdelen er op een kompas zitten. Hierna wordt vaker verwezen 😉

Stel je moet naar kp (kompasrichting) 210°.
Wat ga je doen.

– Je stelt de opgegeven richting in op het kompas. Je draait dus met de beweegbare ring (Roos) waarop de graden staan (van 0 graden naar 360 graden) tot het getal 210 staat bij de richtingpijl B  (zie foto 1).
Hou er daarmee rekening dat op de ring van een kompas vaak de laatste nul weg wordt gelaten om ruimte te sparen. 210° is in dat geval bij de 21. Aangezien je weet dat er in totaal 360° zijn maak je vast geen vergissingen.
– Daarna hang je het koordje van het kompas om je nek. Het kompas hou je met gestrekte arm recht voor je uit, zodat het koordje strak komt te staan. Je blijft nu op dezelfde plek staan, maar draait om je as. Je blijft het kompas strak voor je houden tot de noordkant van de kompasnaald precies naar het noorden van de kompasroos wijst (de 0° op de roos). LET OP, je hoeft het kompaskoordje niet perse om je nek te doen. Je mag ook gewoon draaien.

 In plaats van zodanig te draaien dat de naald naar het noorden wijst zijn er op de Roos twee rode lijnen te zien en je draait zodanig rond dat de noordkant van de naald precies tussen die twee rode lijntjes staat  OF Bij kompassen waar twee lichtgevende streepjes bij het noorden van de kompasroos staan, staat de naald dan precies tussen die twee streepjes. Dit heet het laten inspelen van de kompasnaald (zie foto 2 en 3).

LET OP: er zijn twee zaken belangrijk bij een kompas.
a) de naald moet vrij kunnen draaien en dat betekent dat je het kompas echt horizontaal moet houden,
b) Zorg dat je uit de buurt van metalen voorwerpen. Metalen voorwerpen kunnen de magnetische naald beïnvloeden. Vergeet daarbij ook vooral niet de hoogspanningskabels die misschien hoog boven je hoofd hangen

– Bij kompassen met een spiegel kun je in die (uitgeklapte) spiegel het inspelen van de naald volgen, terwijl je het kompas horizontaal voor je uit blijft houden.
– Bij kompassen zonder spiegel zul je van tijd tot tijd even op het kompas moeten kijken om te zien of de naald al ingespeeld is.  .
– Als de naald ingespeeld is, wil dat zeggen dat het vizier of de pijl op het kompas (B – Richtingpijl) precies in de richting wijst die je op dient te gaan. Door het vizier of langs de pijl zie je in de verte het gezochte punt liggen.

– Wanneer je het punt niet meteen kunt zien, bijvoorbeeld omdat het ver weg ligt of omdat je midden in een bos zit, neem je een duidelijk herkenbaar punt in dezelfde richting in je op en gaat daar naartoe. Door dit steeds opnieuw te doen kom je vanzelf bij het punt uit. Je loopt dan volledig op kompas. Zijn er niet van zulke herkenbare punten te vinden, stuur dan iemand vooruit die op jouw aanwijzingen precies in de goede richting gaat staan. Hij of zij doet dan dienst als herkenningspunt.